Overdracht merkenrecht niet zakelijk

26 maart 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNBA5078, AWB 05/1352

Een schoenenfabrikant droeg zijn merkenrecht over aan een nieuw opgerichte BV die onderdeel uitmaakte van het concern waartoe de fabrikant behoorde. De BV verstrekte een licentie aan de fabrikant. De licentievergoeding bedroeg aanvankelijk ƒ 2 per paar schoenen. De BV die eigenaar was van het merkenrecht werd vervolgens naar de Antillen verplaatst en maakte daar afspraken met de belastingdienst over een bijzonder regime. De vraag was of de betaalde licentievergoedingen als zakelijke kosten aftrekbaar waren van de winst en of in zakelijke verhoudingen de hoogte van de licentievergoeding wel (mede) afhankelijk kon zijn van het aantal verkochte paar schoenen. De rechtbank Breda vond niet aannemelijk dat de licentieovereenkomst zakelijk was. De schoenenfabrikant beweerde dat hij het merkenrecht had overgedragen om dit merk beter te beschermen bij een mogelijk faillissement van de BV waarin de productie plaatsvond. De doorgevoerde splitsing van de handelsnaam en het merkenrecht bood echter niet de door de fabrikant beoogde bescherming. Volgens de rechtbank was belastingbesparing het eigenlijke motief voor de overdracht. Een deel van de omzet werd tegen gunstige belastingcondities bij een andere concernmaatschappij ondergebracht. Daarmee werden slechts de belangen van de aandeelhouders gediend, aldus de rechtbank. Omdat de zakelijkheid van de licentieovereenkomst niet was bewezen, stond ook de zakelijkheid van de daaruit voortvloeiende vergoeding niet vast.