14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AU9027, AWB 05/804
Een ondernemer voor de omzetbelasting verwierf in 1997 het recht om 100 koopwoningen te bouwen. De ondernemer droeg dat recht over aan een projectontwikkelaar. Deze overdracht was een dienst in de zin van de Wet OB 1968. De ondernemer was over de berekende vergoeding omzetbelasting verschuldigd, maar bracht deze niet in rekening en betaalde de omzetbelasting niet aan de belastingdienst. De belastingdienst legde een naheffingsaanslag op over het jaar 2001. Dat was het jaar waarin de overdracht werd vastgelegd. In geschil voor de rechtbank Breda was op welk tijdstip de dienst was verricht. Volgens de rechtbank was in juli 1999 een voor beide partijen bindende overeenkomst tot stand was gekomen waarbij het recht was overgegaan naar de projectontwikkelaar. De twee jaar later opgemaakte overeenkomst was volgens de rechtbank niet meer dan een schriftelijke vastlegging van hetgeen in 1999 was overeengekomen. De rechtbank vernietigde de naheffingsaanslag en de boetebeschikking.