3 oktober 2003 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AL6945 Zaaknr: 38703
De vestiging van een ondererfpachtsrecht op een perceel grond met niet afgebouwde opstallen ten behoeve van een stichting, die vervolgens huurovereenkomsten sluit met de erfpachter van de grond, leidt mogelijk tot heffing van omzetbelasting vanwege toepassing van de integratieheffing. De erfpachter is een hogeschool, die het gebouw voor vrijgestelde prestaties gebruikt. Het Hof was van oordeel dat er geen levering heeft plaatsgehad. Volgens het Hof waren er geen feiten en omstandigheden waaruit bleek dat er wel een levering was geweest. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, omdat het Hof ofwel zijn oordeel niet heeft gemotiveerd ofwel uitging van een onjuiste rechtsopvatting. Het oordeel van het Hof is niet gemotiveerd als het Hof bedoelde dat de hogeschool en de stichting overeen zijn gekomen om het complex voor rekening van de stichting af te bouwen en aan de stichting op te leveren, omdat de Inspecteur het bestaan van een dergelijke overeenkomst gemotiveerd heeft bestreden. Van een onjuiste rechtsopvatting is sprake als het Hof bedoelde dat zonder een dergelijke overeenkomst geen sprake kan zijn van een integratielevering, aangezien in dat geval de bouw uitsluitend in opdracht van de hogeschool heeft plaatsgevonden, die het complex na de oplevering is gaan gebruiken voor vrijgestelde prestaties. Hof Amsterdam moet de zaak in volle omvang onderzoeken.