14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN: AU5727, 02/01596
Een ondernemer kocht in 1996 een bedrijfsverzamelgebouw. De bij aankoop in rekening gebrachte omzetbelasting bracht hij als voorbelasting in aftrek. Het bedrijfsverzamelgebouw bestond uit acht zelfstandige units. Alle units werden belast verhuurd. Op zichzelf bezien vormde de exploitatie van het bedrijfsverzamelgebouw slechts een bedrijf omdat de wet uitdrukkelijk bepaalt dat de duurzame exploitatie van een vermogensbestanddeel onder het begrip bedrijf valt. Op 3 november 1999 verkocht de exploitant het bedrijfsverzamelgebouw. De kopers, die tot de aankoop van het gebouw geen ondernemers waren voor de omzetbelasting, zetten de exploitatie van het bedrijfsverzamelgebouw ongewijzigd voort. Verkoper en kopers hadden geen verzoek gedaan om een belaste levering van het gebouw. De inspecteur was van mening dat geen sprake was van de overgang van een algemeenheid van goederen. Een dergelijke overgang is volgens de wet geen levering. Omdat geen verzoek voor een belaste levering was gedaan herzag de inspecteur de aftrek van voorbelasting bij de verkoper door het opleggen van een naheffingsaanslag. De inspecteur baseerde zijn opvatting dat er geen overgang van een algemeenheid van goederen was op een arrest van de Hoge Raad uit 1999. Daarin bepaalde de Hoge Raad dat de uitzondering op het begrip levering bij de overgang van een algemeenheid van goederen alleen van toepassing kan zijn als de afnemer een echte ondernemer is en geen quasi-ondernemer. In deze optiek is sprake van quasi-ondernemerschap wanneer de activiteiten uitsluitend bestaan uit de duurzame exploitatie van een vermogensbestanddeel. Hof Den Bosch was echter van oordeel dat het arrest van de Hoge Raad is achterhaald door jurisprudentie van het Hof van Justitie EG uit 2003. Volgens Hof Den Bosch is het in strijd met de Zesde richtlijn om de uitzondering van het leveringsbegrip te laten afhangen van de status van de afnemer. Dat blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie EG, waarin het niet-leveringsbeginsel ook van toepassing is verklaard op een algemeenheid van goederen die overgaat op iemand die geen belastingplichtige is of die slechts voor een deel van zijn activiteiten belastingplichtig is. Gezien de aard van het bedrijfsverzamelgebouw kon daarmee een autonome economische activiteit worden uitgeoefend, namelijk de verhuur van de units. Hof Den Bosch was daarom van oordeel dat de overgang van het bedrijfsverzamelgebouw geen levering was en vernietigde de aan de verkoper opgelegde naheffingsaanslag.