Overgang arbeidsovereenkomsten binnen groep i.v.m. afdrachtvermindering zeevaart

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AX7317, 40681

Tot 1 januari 1997 kon de afdrachtvermindering zeevaart niet meer bedragen dan de loonheffing over het loon van de zeevarende werknemers. Met ingang van 1 januari 1997 is deze beperking vervallen en kan de afdrachtvermindering zeevaart ook worden toegepast op de af te dragen loonheffing voor niet-zeevarende werknemers. Om van deze mogelijkheid gebruik te kunnen maken traden 97 werknemers van een ondersteunend bedrijf binnen een groep rederijen met ingang van 1 januari 1999 in dienst van de diverse rederijen binnen de groep. De zeevarende werknemers van de groep waren allemaal in dienst van een rederij. Op hen was de afdrachtvermindering zeevaart van toepassing. Volgens de Belastingdienst waren de voorheen bestaande dienstbetrekkingen tussen het walpersoneel en het ondersteunende bedrijf in stand gebleven. De verandering van werkgever binnen de groep zou slechts een papieren transactie zijn geweest. Ook het na 1 januari 1999 nieuw in dienst genomen personeel was volgens de Belastingdienst niet in dienst bij de rederijen maar bij het ondersteunende bedrijf. Hof Amsterdam volgde de opvatting van de Belastingdienst wel voor het bestaande personeel, maar niet voor het na 1 januari aangenomen walpersoneel.Volgens de Hoge Raad mag een werkgever naast het zeevarende personeel ook niet-zeevarenden in dienst nemen om de verruimde mogelijkheden van de afdrachtvermindering zeevaart te kunnen benutten zonder in strijd te komen met doel of strekking van de wet. Dat geldt niet alleen bij het in dienst nemen van nieuwe werknemers, maar ook bij overplaatsing binnen een groep van werkgevers. Wel moet de vraag worden beantwoord of het walpersoneel per 1 januari 1999 bij de rederijen in dienst is getreden of bij het ondersteunende bedrijf in dienst is gebleven. Voor die vraag is beslissend of de betrokken werknemers en de rederijen zich over en weer verbonden hebben en daarnaar hebben gehandeld. De werkelijke bedoeling van de betrokken partijen is daarbij van belang. Het Hof had dat onvoldoende onderzocht. Dat moet alsnog gebeuren. De inspecteur krijgt de kans om zijn stelling aannemelijk te maken dat de op papier gesloten arbeidsovereenkomsten schijnhandelingen zijn. Daarvoor is vereist dat deze werknemers de bedoeling hebben gehad of zich erbij hebben neergelegd dat zij bij het ondersteunende bedrijf in dienst zouden blijven.