Overname vordering aandeelhouder en uitkering dividend op latere datum leidt niet tot winstcorrectie BV

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AF8638 Zaaknr: 00/00659

Een BV neemt medio december 1997 van haar dochtermaatschappij de vordering over die de dochter heeft op de aandeelhouder van de BV. De vordering bedraagt ƒ 2.245.000; de koopsom wordt schuldig gebleven. Deze schuld wordt verrekend met de uitkering van dividend door de dochter aan de BV. De BV keert vervolgens een dividend uit aan de aandeelhouder en verrekent dit met de vordering, die de BV op de aandeelhouder heeft. In de jaarrekening en de aangifte vennootschapsbelasting van de BV worden deze transacties verwerkt alsof ze begin januari hebben plaatsgevonden. De bedoeling daarvan is te voorkomen dat de aandeelhouder rente moet betalen aan de dochtermaatschappij, die hij niet in aftrek op zijn inkomen kan brengen vanwege de ingevoerde beperking van de aftrekbaarheid van rente. In de aangifte vennootschapsbelasting van de BV is een bedrag aan rente, betaald aan de dochtermaatschappij, in mindering gebracht op de winst. De inspecteur corrigeert deze renteaftrek omdat naar zijn mening sprake is van niet-aftrekbare rente. Na de vaststelling van de aanslag vindt een onderzoek van de FIOD plaats, waaruit blijkt, dat de transacties in december hebben plaatsgevonden. Dat onderzoek brengt de inspecteur tot een ander standpunt. De rente, die de BV aan de dochtermaatschappij heeft betaald over de periode van 1 januari 1997 tot medio december 1997 is wel aftrekbaar, maar de BV had die rente aan de aandeelhouder moeten doorberekenen. Door dat niet te doen heeft de BV een verkapt dividend uitgekeerd aan de aandeelhouder. De correctie blijft in stand, maar nu als niet ontvangen rente. Het deel van de rente, dat betrekking heeft op de periode van medio tot eind december 1997 merkt de inspecteur nog steeds aan als niet-aftrekbaar. Het Hof is het eens met de inspecteur, dat de transacties medio december hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van het Hof kan er over de periode van 1 januari 1997 tot medio december geen sprake zijn van rente, die de BV aan de dochter moet betalen, omdat er tot die tijd geen schuld was. De correctie van de inspecteur wordt voor dat gedeelte ongedaan gemaakt. Volgens het Hof had de inspecteur ofwel de rente in het geheel als niet aftrekbaar moeten aanmerken in verband met een uitdeling door de BV aan de aandeelhouder ofwel een uitdeling aan de aandeelhouder bij de dochtermaatschappij moeten stellen en daar de winst corrigeren. Het Hof is met de inspecteur van oordeel, dat de rente over de tweede helft van december niet aftrekbaar is.