Parttime DGA moet lager loon aannemelijk maken

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AT7206, 40890

De wet op de loonbelasting kent een zogenaamde gebruikelijk loonbepaling. Die bepaling stelt het loon van een werknemer met een aanmerkelijk belang op het bedrag aan loon dat in vergelijkbare dienstbetrekkingen wordt verdiend, maar tenminste op het maximale premie-inkomen voor de WAZ in de jaren voor de afschaffing van de WAZ. Die bepaling is bedoeld om inkomensmanipulatie door DGA's te beperken. De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Den Haag over de hoogte van het gebruikelijke loon voor een DGA die parttime voor zijn BV werkte vernietigd. De DGA was elders in dienstbetrekking werkzaam voor vier dagen in de week. Hij besteedde aan de activiteiten van de BV jaarlijks ongeveer 150 dagen. De belastbare winst van de BV bedroeg in een reeks van jaren ongeveer ƒ 130.000. De DGA ontving aan loon van de BV slechts ƒ 24.000. De inspecteur ging uit van een bedrag van ƒ 84.000 aan loon. Het Hof meende dat de inspecteur hiermee bedoelde dat het gebruikelijke loon op voltijdsbasis ƒ 84.000 bedroeg. Deze gevolgtrekking was onbegrijpelijk gezien het verweerschrift van de inspecteur. Volgens de inspecteur vormden de hoogte van de winst van de BV, de persoonlijke goodwill van de DGA als dierenarts en schrijver, de geringe omvang van de organisatie binnen de BV en de beperkte risico's voor de BV een bevestiging dat het gebruikelijke loon ten minste ƒ 84.000 bedroeg. De bewijslast dat het gebruikelijke loon op een lager bedrag dan ƒ 84.000 moest worden gesteld rustte op de DGA, ondanks dat de dienstbetrekking niet op voltijdsbasis werd uitgeoefend. De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam.