27 maart 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNBA7159, AWB 05/2122
Voor personeelsreizen geldt een faciliteit in de loonbelasting. Zolang de kosten per werknemer niet meer bedragen dan € 340 per jaar hoeft er niets tot het loon gerekend te worden. voorwaarde voor deze faciliteit is dat deelname aan de reis mogelijk is voor tenminste 75% van de werknemers. Een BV had twee werknemers en daarnaast DGA’s die op basis van een managementovereenkomst tussen de BV en hun persoonlijke houdstermaatschappij voor de BV werkten. De BV organiseerde in 2002 een reis naar IJsland en in 2003 naar Egypte. Zowel de werknemers als hun echtgenoten gingen mee. Voor beide DGA’s nam de inspecteur als uitgangspunt dat de reis als loon van de werkgever zelf en niet als loon van derden gold. De rechtbank nam dat uitgangspunt over. Volgens de rechtbank moest het concern als geheel worden bezien om te beoordelen of de vrijstelling van toepassing was. De DGA’s en de twee werknemers van de BV werkten binnen een concern. Over de kwalificatie van de reis als personeelsreis bestond geen verschil van opvatting. Naar het oordeel van de rechtbank was de faciliteit voor personeelsreizen ook voor de DGA’s van toepassing.