Pinbetaling op postkantoor gelijk aan contante betaling

16 september 2008 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJNBF1773, 07/00860

Belastingen die op aangifte moeten worden betaald, moeten uiterlijk 1 maand na afloop van het tijdvak waarop de aangifte betrekking heeft zijn betaald. Bij te late betaling kan de belastingdienst een boete opleggen. Dat gebeurt echter pas bij herhaald te laat betalen. Bij de eerste keer volgt een waarschuwing. Bepalend voor het tijdig betalen bij betaling per bank is niet het moment van overschrijven, maar het moment van bijschrijving op de bankrekening van de belastingdienst. Bij betaling op het postkantoor door storting van contant geld geldt als betalingstijdstip de eerste werkdag na de dag van storting. Bij betaling door middel van pin- en creditcardtransacties bij de belastingdienst is de dag van betaling gelijk aan de dag waarop de transactie wordt verricht. Deze laatste vorm van betaling is slechts in zeer specifieke gevallen mogelijk. Een vertraging in de uitvoering van de betaling is voor rekening van de belastingplichtige. De vraag in een procedure voor Hof Amsterdam was wat het moment van betaling was bij een pinbetaling op het postkantoor op de rekening van de belastingdienst. De betaling diende uiterlijk 30 april 2006 te zijn ontvangen. De feitelijke storting vond plaats op 27 april. De betaling werd volgens afschrift van de bank van de belastingplichtige op 28 april 2006 geboekt. Pas op 3 mei 2006 werd de betaling op de rekening van de belastingdienst bijgeschreven. De rechtbank was van oordeel dat een betaling via de betaalautomaat niet gelijk te stellen is met een contante betaling, zodat niet het moment van betaling maar het moment van bijschrijving bepalend was. Bij een betaling van belasting op het postkantoor kan een belastingschuldige, indien hij niet over contant geld beschikt, gebruik maken van twee mogelijkheden. Hij kan geld opnemen uit een geldautomaat en vervolgens in contanten betalen of hij kan betalen via een aan het loket aanwezige pinautomaat. In beide gevallen krijgt de belastingschuldige een stortingsbewijs, waarop staat dat het desbetreffende bedrag is gestort op de rekening van de belastingdienst. Volgens het Hof is er geen verschil in tijdstip waarop de bank de beschikking krijgt over het geld tussen een pinbetaling en een betaling in contant geld. De belastingschuldige mocht erop vertrouwen dat als dag van betaling zou gelden de eerste werkdag na de dag van storting. Daaraan doet niet af de omstandigheid dat een pinbetaling civielrechtelijk niet gelijk is te stellen aan een contante betaling.