14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AE9360 Zaaknr: 36740
De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie over de fiscale positie voor de omzetbelasting van een ondernemer, die voor in Nederland wonende particulieren bemiddelt bij de aankoop van plezierjachten van in Frankrijk wonende particulieren. De discussie in de procedure voor het gerechtshof had betrekking op de plaats, waar de dienst werd verricht. Het Hof besliste, dat de plaats van dienst in Frankrijk was gelegen op basis van de bepalingen over het intracommunautaire goederenvervoer. Volgens de staatssecretaris van Financiën zijn die bepalingen alleen van toepassing op diensten, die aan ondernemers of aan rechtspersonen, die geen ondernemer zijn worden verricht. De Hoge Raad betwijfelt of die beperkte uitleg juist is, omdat de tekst die beperking niet bevat, maar anderzijds de bepalingen zijn opgenomen in een onderdeel, dat uitsluitend voor ondernemers van toepassing is. De Hoge Raad vindt onvoldoende aanknopingspunten in de rechtspraak van het Europese Hof en legt de zaak daarom zelf voor aan het Hof.