Prejudiciële vraag over intrekking Wajong-uitkering bij verhuizing naar andere lidstaat

14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN: AT9540, 01/3406P

De Centrale Raad van Beroep heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie der Europese Gemeenschappen over de gevolgen van verhuizing naar een andere lidstaat voor het recht op een Wajong-uitkering. Een Wajong-uitkering is een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Recht op een dergelijke uitkering hebben mensen die voor hun 18e al arbeidsongeschikt zijn. In dit geval ging het om iemand die, ondanks dat hij voor 80 tot 100 % arbeidsongeschikt geacht werd, in een aangepaste functie in loondienst werkte. Zijn werkgever was niet verplicht om hem tenminste het wettelijk minimumloon te betalen. De werknemer verdiende in een volledige dagtaak 70% van het wettelijk minimumloon en ontving in aanvulling daarop een Wajong-uitkering als ware hij 25 tot 35% arbeidsongeschikt. Op 1 juni 1999 verhuisde hij naar België. De Wajong-uitkering werd in verband daarmee op grond van de Nederlandse regelgeving per 1 juli 1999 beëindigd. De dienstbetrekking in Nederland werd na de verhuizing voortgezet. De procedure heeft betrekking op het besluit om de Wajong-uitkering in te trekken. De vragen die de Centrale Raad van Beroep aan het Hof van Justitie EG heeft voorgelegd zijn de volgende:1. Is een Wajong-uitkering een bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestatie als bedoeld in de Verordening 1408/71? Maakt het voor de beantwoording van deze vraag verschil of de betrokkene oorspronkelijk een AAW-uitkering voor jeugdgehandicapten ontving, welke per 1 januari 1998 van rechtswege is omgezet in een Wajong-uitkering? 2. Zo ja, kan een werknemer zich op het discriminatieverbod van het EG-verdrag beroepen tegenover de lidstaat waarvan hij onderdaan is, wanneer hij uitsluitend in deze zelfde lidstaat heeft gewerkt, maar op het grondgebied van een andere lidstaat woont?3. Indien de eerste en de tweede vraag bevestigend worden beantwoord: is een regeling die de toekenning of voortzetting van een bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestatie afhankelijk stelt van de woonplaats van de betrokkene in overeenstemming met het discriminatieverbod volgens het EG-verdrag? 4. Indien de eerste en de tweede vraag bevestigend worden beantwoord en de derde vraag ontkennend: rechtvaardigt het karakter van de Wajong de afwijzing van een uitkering op grond van de woonplaats van een burger van de Unie die een volledige dienstbetrekking in Nederland vervult en ter zake daarvan uitsluitend aan de Nederlandse wetgeving is onderworpen?Eerder al had de rechtbank Amsterdam in een tweetal procedures prejudiciële vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie EG over de intrekking van de Wajong-uitkering bij verhuizing naar een andere lidstaat. In die gevallen was echter geen sprake van voortzetting van een dienstbetrekking in Nederland.