14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN: AT2491, 00/02881
Een exploitant van een trainings- en africhtingsstal voor dressuurpaarden trainde zowel eigen paarden als paarden van derden. Daarnaast gaf hij instructie aan ruiters met een eigen paard. Het accent van de activiteiten lag in de africhting van zadelmakke paarden tot paarden op het niveau van gespecialiseerde nationale of internationale wedstrijdsport. Tijdens de trainingsperiode werden de paarden gestald op het bedrijf van de exploitant. Stalling van paarden gold als de (vrijgestelde) verhuur van een onroerende zaak in die gevallen waarin het paard een vaste box had. In geschil was of op de aan de eigenaars van paarden voor de africhting en training in rekening gebrachte bedragen het verlaagde tarief voor de omzetbelasting van toepassing was. Verder was in geschil of de verzorging en voeding opgingen in de training en africhting van de paarden, met andere woorden of er sprake was van een samengestelde dienst of van meerdere diensten.Een van de vragen waar het Hof zich voor zag geplaatst was of bij doorlevering van een gebruikt goed, waaraan na inkoop zodanige handelingen zijn verricht dat sprake is van een vervaardigd goed, de gebruikte goederenregeling toepassing kan vinden. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie EG kon Hof Den Bosch dat niet afleiden, maar de conclusie dat bij training/africhten en opfok van dieren steeds sprake is van een gebruikt goed leek mogelijk. Vervolgens kwam het Hof toe aan de vraag of het begrip vervaardigen zo dient te worden uitgelegd dat daar sprake van is als een jong paard wordt afgericht en getraind om het geschikt te maken voor gebruiksdoeleinden, zoals het bezigen als rijpaard. Als er na het zadelmak maken van een jong paard nog handelingen, zoals training en africhten worden verricht, kan dan opnieuw sprake zijn van het vervaardigen van een nieuw goed? Ervan uitgaande dat sprake kan zijn van vervaardiging van een paard is het Hof van oordeel dat op het moment van de overeengekomen ter beschikkingstelling van het paard aan de opdrachtgever de dienst wordt verricht. Daarvoor geldt het verlaagde tarief van de omzetbelasting. Als er periodiek gefactureerd wordt met toepassing van het lage tarief en achteraf zou blijken dat er geen sprake is van de vervaardiging van een nieuw goed maar van een andere dienst waarvoor het normale tarief geldt, moet er dan een correctie van omzetbelasting plaatsvinden? Omdat de vragen met betrekking tot het begrip vervaardiging en de verschuldigdheid van belasting vragen van uitlegging van Europeesrechtelijke bepalingen betreffen, vond het Hof het noodzakelijk om een aantal prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voor te leggen. Het hof stelde de volgende vragen:1a) Leidt het africhten en trainen van een onbeleerd paard tot het ontstaan van een nieuw goed? 1b) Leidt het africhten en trainen van een paard, dat al geschikt is voor gebruiksdoeleinden, om het op een hoger niveau aan (dressuur) wedstrijden deel te laten nemen (nogmaals) tot het ontstaan van een nieuw goed? 2) Is daarbij van belang of er sprake is van een objectief meetbare verandering van het paard, zoals het startgerechtigd zijn of worden in een hogere dressuurklasse?3) Maakt het hierbij verschil of het paard het nagestreefde doel ook daadwerkelijk bereikt (de oplevering door de vervaardiger)?4) Wat zijn de gevolgen van het antwoord op de vragen 2 en 3 gelet op het feit dat het hier een tijdvakheffing betreft waarbij de verschuldigde belasting periodiek op aangifte wordt voldaan?Hof Den Bosch zal pas uitspraak in deze procedure doen nadat het Hof van Justitie antwoord heeft gegeven op deze vragen.