14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AY3746, 42477
Hof Amsterdam veroordeelde in een procedure de inspecteur tot vergoeding van € 10 aan proceskosten. Dat bedrag had betrekking op de reiskosten van de belanghebbende om ter zitting te verschijnen. Het Hof veroordeelde de inspecteur niet tot vergoeding van de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand of van verletkosten van de belanghebbende.Volgens de Hoge Raad wordt, indien een belanghebbende geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, zijn wederpartij veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. Wanneer iemand zich bij het indienen van een beroepschrift heeft laten vertegenwoordigen door een beroepsmatige rechtsbijstandverlener hoort de veroordeling ook de kosten daarvan te omvatten, tenzij daarop geen aanspraak wordt gemaakt. Omdat er geen aanleiding was voor de veronderstelling dat voor het Hof geen aanspraak werd gemaakt op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, vernietigde de Hoge Raad de uitspraak van het Hof en kende alsnog een hogere proceskostenvergoeding toe.Voor vergoeding van andere kosten zoals verletkosten van de belanghebbende geldt dat de belanghebbende uiterlijk bij het sluiten van het onderzoek door het Hof moet hebben medegedeeld dat dergelijke kosten zijn gemaakt. Is dat niet gebeurd dan wordt ervan uitgegaan dat daarop geen aanspraak is gemaakt.