Recht op aftrek voorbelasting ook voor buiten EU gevestigde ondernemers

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAU6039, 41344

Wie zelfstandig een bedrijf uitoefent, is ondernemer voor de omzetbelasting. Ondernemers hebben recht op aftrek van de omzetbelasting die door andere ondernemers aan hen in rekening is gebracht voor leveringen of diensten in het kader van hun onderneming. Het recht op aftrek van voorbelasting is niet afhankelijk van de vestigingsplaats van de ondernemer of van de plaats waar de prestaties van de ondernemer worden verricht. Bij de aanpassing van de Nederlandse wet op de omzetbelasting aan de Zesde EG-richtlijn in 1978 is het recht op aftrek niet beperkt tot ondernemers die in Nederland of in een andere lidstaat van de Gemeenschap zijn gevestigd. De EG-richtlijnen houden mogelijk een beperking van het recht op aftrek in voor bepaalde prestaties die buiten de Gemeenschap worden verricht. Dat betekent echter niet dat de Nederlandse wet zo kan worden uitgelegd dat deze beperking ook voor de Nederlandse wetgeving geldt. De Nederlandse wetgeving is mogelijk niet in overeenstemming met de richtlijnbepalingen, maar de Belastingdienst kan zich daarop niet beroepen. Volgens de Hoge Raad had Hof Den Bosch terecht de door een in Australiƫ gevestigde ondernemer gevraagde teruggaaf van Nederlandse BTW toegestaan. De belastingdienst had de teruggaaf geweigerd omdat deze op grond van het gemeenschapsrecht niet mogelijk zou zijn.