Recht op kwijtschelding door werkgever verstrekte lening vormt geen aanspraak maar loon

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AT8379, 03/01353

Een werkgever kende optierechten toe aan een deel van zijn werknemers. De belasting over de waarde van de opties was voor rekening van de werknemers. Omdat de optierechten onvoorwaardelijk waren werd al bij toekenning loonbelasting ingehouden. De werkgever verstrekte voor de afgedragen loonbelasting een lening aan de werknemers. Die lening zou worden afgelost bij uitoefening van de opties. Als de opties niet werden uitgeoefend zou de lening worden kwijtgescholden. De werkgever raakte in de financiƫle problemen. De koers van de aandelen zakte dermate dat uitoefening van de optierechten zeer onwaarschijnlijk was. Ter voorkoming van onrust onder het personeel schold de werkgever de leningen kwijt. In geschil was of het recht op kwijtschelding een aanspraak in de zin van de Wet op de Loonbelasting vormde. Indien er sprake was van een aanspraak had deze bij het sluiten van de geldleningsovereenkomst moeten worden belast. De inspecteur was van mening dat er geen belaste aanspraak maar een recht op loon bestond. Hof Amsterdam was van oordeel dat het recht op kwijtschelding zich niet leende tot dekking van de daaruit voortvloeiende aanspraken door fondsvorming in eigen beheer of door stortingen te doen bij derden. Daarnaast waren partijen er vanuit gegaan dat er geen kwijtschelding zou hoeven plaats te vinden vanwege de verwachte koersstijging van de aandelen. Daarom vormde het recht op kwijtschelding geen aanspraak.Het voorwaardelijke recht op kwijtschelding betrof een gewone loonvordering. Indien de werknemers in staat waren het geleende bedrag terug te betalen, zou het voordeel uit het recht op kwijtschelding worden genoten op het moment dat kwam vast te staan dat het geleende bedrag niet behoefde te worden terugbetaald. Het te belasten voordeel was dan gelijk aan het kwijtgescholden bedrag. Omdat de werknemers voldoende solvabel waren was er geen sprake van een situatie waarin geen verhaal mogelijk was. Belastingheffing moest plaatsvinden in het jaar van kwijtschelding.