Recht op vermindering voor buitenlandse aandeelhouder voorkomt navordering dividendbelasting tegen n

6 februari 2004 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AN8656 Zaaknr: 38191

Twee vennootschappen hadden beide dezelfde aandeelhouders. De ene vennootschap heeft een factuur gestuurd aan de andere, welke geen betrekking had op leveringen of diensten, maar kennelijk is bedoeld om de te hoge verkoopprijs voor een aantal deelnemingen te compenseren. Hof Den Haag was van oordeel, dat de belastingdienst de betaling van de factuur terecht als dividend had aangemerkt en liet de opgelegde naheffingsaanslag dividendbelasting in stand. De betalende vennootschap meende, dat slechts 15% dividendbelasting verschuldigd was omdat de aandeelhouders in Zwitserland woonden en zij op grond van het belastingverdrag met Zwitserland in aanmerking konden komen voor een gedeeltelijke teruggaaf van dividendbelasting. Volgens het Hof was wel aan de voorwaarden voldaan voor verlaging, maar hadden de aandeelhouders een verzoek om teruggaaf in moeten dienen. Dat was niet gebeurd en de termijn waarbinnen het verzoek moest worden ingediend was verstreken. De mogelijkheid om op grond van het belastingverdrag vermindering te vragen heeft niet tot gevolg, dat de belastingdienst geen aanslag mag opleggen voor het volle bedrag. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof in stand gelaten.