Recht van gebruik en bewoning belast in box 3

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJNAZ8735, 04/00743

Onder de wet inkomstenbelasting 1964 was de regeling voor de eigen woning niet alleen van toepassing bij volledige eigendom, maar ook in een aantal geval waarin er een recht van gebruik en bewoning was gevestigd. Ter besparing van successierechten in de toekomst droegen ouders soms de blote eigendom van hun woning over aan de kinderen. De ouders bleven voor de inkomstenbelasting de eigenwoningregeling toepassen. Bij de invoering van de wet IB 2001 is dat veranderd. De eigenwoningregeling is niet meer van toepassing in andere gevallen dan volledige eigendom. Een recht van gebruik en bewoning is een bezitting die in box 3 moet worden aangegeven voor de waarde in het economische verkeer. Dat geldt ook voor persoonlijke, dus niet overdraagbare, rechten. Genotsrechten tegen een zakelijke en periodieke vergoeding over tijdvakken van maximaal een jaar worden gewaardeerd op nihil. Dat betekent dat aan een huurrecht geen waarde in het economische verkeer wordt toegekend. Volgens Hof Den Bosch is een recht van gebruik en bewoning tegen een eenmalige koopsom niet vergelijkbaar met een huurrecht en hoeft het daarom niet net als een huurrecht op nihil te worden gewaardeerd. Volgens de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming van de Wet IB 2001 valt de waarde van een genotsrecht tegen een periodieke vergoeding weg tegen de als schuld aan te merken verplichting om die vergoeding te betalen.