Recht van overgang is (niet meer) in strijd met Europees recht; antwoord Financien op Kamervragen n.

18 februari 2004 | Ministerie van Financiën | publicatie | WDB 2004-00066 U; C-364/01

Een Nederlander woonde al jaren in België. Hij was de juridische eigenaar van een aantal onroerende zaken in Nederland, die als bedrijfspand werden gebruikt door de BV, waarvan hij de directeur en aandeelhouder was. De economische eigendom van de panden had hij overgedragen aan de BV. Bij zijn overlijden in 1993 moesten de erfgenamen recht van overgang betalen over de volle waarde van de panden. Met de verplichting om de panden aan de BV te leveren, die was ontstaan door de overdracht van de economische eigendom, werd geen rekening gehouden. Wanneer de erflater ten tijde van zijn overlijden in Nederland had gewoond, zou met die verplichting wel rekening zijn gehouden. Volgens het Hof van Justitie van de EG is dat een ongeoorloofde inbreuk op het vrije verkeer van kapitaal, zoals dat is geregeld in het EG-verdrag. Over de gevolgen van dit arrest zijn Kamervragen gesteld. In antwoord daarop deelt de staatssecretaris van Financien mee, dat in het Belastingplan 2002 de successiewet op dit punt is aangepast. Nu wordt met de leveringsverplichting wel rekening gehouden. Ook kan nu in gevallen waarin de nalatenschap of een schenking zich voor meer dan 90% in Nederland bevindt, op verzoek van alle belanghebbenden het recht van successie of recht van schenking van toepassing kan worden verklaard in plaats van het recht van overgang. Daardoor kan gebruik gemaakt worden van de vrijstellingen in het successie- en schenkingsrecht en is een ruimere aftrek van schulden/verplichtingen mogelijk. Volgens de staatssecretaris is het recht van overgang daardoor nu niet meer in strijd met het EG-recht en vormt het een zinvolle aanvulling op het successie- en schenkingsrecht.