Rechtbank moet rekening houden met bezwaren werkgever tegen vroegere WAO-beschikkingen

14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN-nummer: AO4506 Zaaknr: 01/3371 WAO

In een procedure voor de Centrale Raad van Beroep over de vaststelling van de gedifferentieerde premie voor de WAO komt onder meer aan de orde de vraag of die premie als een strafrechtelijke boete moet worden beschouwd in de zin van het Europese Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Naar het oordeel van de Raad is dat niet het geval. Doelstelling van de premiedifferentiatie is om werkgevers te stimuleren tot het nemen van maatregelen ter voorkoming van arbeidsongeschiktheid en reïntegratie van arbeidsongeschikten. Toch moet de rechtsgang voldoen aan de elementaire eisen die uit het EVRM voortvloeien, waaronder het recht op hoor en wederhoor, de gelijkheid van partijen en toetsing van alle onderdelen van de zaak. De premiedifferentiatie kan ook gebaseerd zijn op in het verleden genomen besluiten over arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van (vroegere) werknemers. Voor 1 januari 1998 kon een werkgever tegen een dergelijk besluit niet in bezwaar of beroep gaan. Als een werkgever bezwaren heeft tegen een premiedifferentiatie die berust op voor 1998 toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen kan dat, als de grief van de werkgever slaagt, ertoe leiden dat de grondslag aan het premiebesluit ontvalt. Volgens de Centrale Raad van Beroep is de procedure in eerste aanleg daarom in strijd met het EVRM geweest. Hoewel dat in hoger beroep hersteld kan worden kiest de Raad er voor om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank om in twee rechterlijke instanties te kunnen procederen.