21 mei 2003 | Overig | jurisprudentie | LJN-nummer: AF9277
De rechtbank Amsterdam heeft een aantal prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over de uitleg van EG verordening 1408/71. Het gaat om de verzekeringsplicht van een in het buitenland wonende persoon, die recht heeft op een Nederlandse WAO-uitkering. Vóór 1 januari 2000 waren dergelijke personen verplicht verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen AOW, Anw en AKW en enkele werknemersverzekeringen. Met ingang van 1 januari 2000 geldt voor de genoemde volksverzekeringen de eis dat verzekerden in Nederland wonen. Voor diegenen die niet aan de eis voldoen bestaat de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren. De overige verplichte verzekeringen zijn niet beëindigd. EG Verordening 1408/71 bevat regels voor de aanwijzing welke sociale zekerheidswetgeving op een inwoner van de Europese Unie van toepassing is. De vraag is hoe die moeten worden toegepast in deze zaak. Het Europese Hof van Justitie heeft eerder bepaald dat iemand, die na beëindiging van zijn werkzaamheden is verhuisd naar een andere lidstaat, onderworpen blijft aan de wetgeving van de eerste lidstaat indien hij bij vertrek onder tenminste één tak van (sociale) verzekeringen viel. De rechtbank stelt de volgende vragen aan het Hof van Justitie. 1. Verzet de EG verordening Vo 1408/71 zich tegen een wettelijke regeling van een lidstaat, volgens welke een persoon die iedere beroepswerkzaamheid op zijn grondgebied heeft stopgezet, slechts op grond van die regeling verzekerd blijft indien hij aldaar zijn woonplaats behoudt, terwijl die persoon ingevolge de wetgeving van deze lidstaat voor bepaalde andere takken van sociale zekerheid verplicht verzekerd blijft ongeacht zijn woonplaats? 2. Is het voor de beantwoording van de eerste vraag van belang dat ingevolge de wettelijke regeling van deze lidstaat ten behoeve van deze persoon de mogelijkheid bestaat van vrijwillige verzekering voor een aantal takken van sociale zekerheid, zonder dat deze vrijwillige verzekering is gebonden aan de voorwaarde dat hij in die lidstaat zijn woonplaats behoudt? Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, wordt subsidiair de volgende vraag voorgelegd: 3. Moet in een situatie als hiervoor beschreven artikel 39 EG zo worden uitgelegd, dat daarmee onverenigbaar is de vervanging van een verplichte verzekering door een vrijwillige verzekering, indien de beëindiging van de verplichte verzekering haar oorzaak vindt in de introductie van een wooneis?