Recreatieparken waren voorraad: geen vervangingsreserve voor winst bij verkoop

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AU1309,02/04134

Een BV kocht in de jaren 1993 tot en met 1995 vier recreatieparken. Alle parken werden, al dan niet in gedeelten, binnen 6 jaar na aankoop weer verkocht. Bij de verkoop in 1993 van een aantal kavels van een recreatiepark maakte de BV winst, die zij in een vervangingsreserve opnam. Na enige discussie stond de inspecteur de vorming van de vervangingsreserve voor de bij deze verkopen behaalde boekwinsten toe. Ook voor de in 1996 behaalde boekwinsten wilde de BV een vervangingsreserve vormen. Dat stond de inspecteur echter niet toe. De inspecteur stelde zich op het standpunt dat de recreatieparken geen bedrijfsmiddelen waren, maar voorraad. Ook weigerde hij de toepassing van de bosbouwvrijstelling op de boekwinsten bij de verkoop van kavels op een ander recreatiepark. Voor de kwalificatie als bedrijfsmiddel was van belang dat de BV bij de aanschaf van de parken de bedoeling had om deze onroerende zaken gedurende langere tijd te exploiteren. De BV slaagde er niet in om aannemelijk te maken dat zij die bedoeling had ten tijde van de aankopen. Een park was al binnen twee jaar na de aankoop geheel verkocht. In de tussenliggende periode had de BV het park niet feitelijk geƫxploiteerd. Van een ander park bleek dat de bank die de aankoop had gefinancierd al bij de verstrekking van de financiering serieus rekening hield met de verkoop van het park in afzonderlijke kavels. Ook de gedragingen van de BV wezen erop dat het de bedoeling was om het recreatiepark vrij van huurders te maken om daarna de vrijgekomen kavels afzonderlijk met winst te kunnen verkopen. Volgens een arrest van de Hoge Raad uit 1986 is de vrijstelling niet van toepassing op voordelen uit de handel in onroerende zaken. Omdat de in 1996 verkochte kavels niet waren gekocht met de bedoeling om deze duurzaam te exploiteren en omdat de BV niet aantoonde feitelijk een bosbouwbedrijf te hebben gedreven was de bosbouwvrijstelling niet van toepassing op de behaalde boekwinsten. De behaalde voordelen waren niet het gevolg van gebruik van de kavels in een bosbouwbedrijf, maar waren voordelen uit de handel in onroerende zaken. Het beroep van de BV werd afgewezen.