Rente over restschuld na staking onderneming

28 december 2007 | Hof Leeuwarden | jurisprudentie | LJNBC1153, BK 163/06

Vanwege de aanhoudend slechte resultaten besloot een ondernemer in 1998 zijn bedrijf te beëindigen. In de loop van het jaar sloot de ondernemer met zijn zakelijke crediteuren een akkoord. De ondernemer verhoogde de bestaande hypothecaire lening voor het aflossen van zijn zakelijke rekening-courantschuld bij de bank en voor de betalingen aan zijn zakelijke crediteuren. De rente over dat deel van de hypothecaire geldlening wilde hij in aftrek brengen op zijn inkomen. Sinds de invoering van de wet IB 2001 is aftrek van rente nog maar beperkt mogelijk. De ondernemer merkte de rentebetaling aan als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Daarvoor was nodig dat de geldlening was aangegaan ten behoeve van de onderneming en onlosmakelijk daarmee was verbonden. In navolging van de inspecteur oordeelde Hof Leeuwarden dat het standpunt van de ondernemer niet juist was. Volgens vaste jurisprudentie gaan bij de staking van een onderneming alle tot het ondernemingsvermogen behorende vermogensbestanddelen naar het privévermogen. Dat is alleen anders als er uit de ondernemingssfeer stammende onzekerheden bestaan over de afwikkeling van dat vermogensbestanddeel. De verhoging van de geldlening was in de plaats gekomen van de zakelijke rekening-courant- en de schulden aan crediteuren. Er bestond bij de staking van de onderneming geen onzekerheid over de hoogte en de wijze van afwikkeling van de geldlening. De schuld was daarom in 1998 overgaan naar het privévermogen. De over deze schuld betaalde rente vormde geen ondernemingsuitgave.