21 februari 2008 | Overig | jurisprudentie | LJNBC7556, 07/2074, 07/2075 en 07/2076
Iemands testament bevatte een zogenaamde ouderlijke boedelverdeling. De erflater had zijn echtgenote en zijn drie kinderen voor gelijke delen tot erfgenamen benoemd. Aan zijn echtgenote deelde hij zijn gehele nalatenschap toe. Wegens overbedeling had de echtgenote schulden aan de kinderen. Deze schulden waren volgens het testament renteloos. Na het overlijden van de man verplichtte de weduwe zich om rente te betalen over de overbedelingsschuld aan de kinderen. Volgens de belastingdienst was dat een schenking, waarover schenkingsrecht betaald moest worden. Het testament is in 1983 opgemaakt onder de werking van het tot 1 januari 2003 geldende erfrecht. Ten tijde van het overlijden gold het nieuwe erfrecht. Dat was ook van toepassing op de ouderlijke boedelverdeling, aangezien het overgangsrecht geen regels bevat voor deze situatie. Volgens de nieuwe wettelijke regeling kan door de erflater in het testament en door de erfgenamen bij nadere overeenkomst worden afgeweken van de wettelijk bepaalde renteberekening over de overbedelingsschuld. De vraag was of de testamentvariant van een ouderlijke boedelverdeling met een afwijkend rentepercentage inhoudelijk overeenkomt met de wettelijke verdeling van het nieuwe erfrecht. De belastingdienst meende dat dit niet het geval was omdat het testament, anders dan het wettelijk erfrecht, de mogelijkheid tot het maken van renteafspraken niet bood. De rechtbank volgde deze opvatting niet omdat het de langstlevende echtgenoot en de kinderen vrij staat alsnog dergelijke renteafspraken te maken bij overeenkomst. Daarbij kan rechtsgeldig worden afgeweken van een bepaling in het testament van de erflater op dit punt. Een verhoging van de rente is civielrechtelijk gelijk aan een erfrechtelijke verkrijging. Fiscaal worden een testamentair bepaalde en een overeengekomen rente gelijk behandeld als de rente binnen de aangiftetermijn van acht maanden voor het successierecht wordt overeengekomen. Rente die na acht maanden wordt overeengekomen valt niet onder het successierecht, maar mogelijk onder het schenkingsrecht. Omdat in dit geval de renteovereenkomst binnen acht maanden na het overlijden was gesloten was er geen sprake van een schenking.