23 oktober 2003 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AN7083; 02/09679; 02/06980
In een tweetal tussenuitspraken – één voor de inkomstenbelasting (IB 1964) en één voor de vennootschapsbelasting - geeft Hof Amsterdam een uiteenzetting over de afschrijving op verhuurde onroerende zaken. Volgens het Hof is de bedoeling van afschrijving het toerekenen van de historische kostprijs aan de jaren waarin de zaak gebruikt kan worden voor het doel waarvoor deze is aangeschaft. Omdat grond niet slijt moet de waarde van de grond buiten beschouwing blijven, evenals de restwaarde van het pand aan het einde van de gebruiksduur. Geen rekening hoeft te worden gehouden met waardestijgingen van het pand tijdens de gebruiksduur. Voor de vennootschapsbelasting kan de afschrijving worden beperkt indien de grond zodanig in waarde is gestegen, dat de restwaarde van de gehele onroerende zaak hierdoor naar verwachting blijvend aanmerkelijk hoger is geworden.