Restwaarde kantoorruimte niet bepalen aan de hand van waardewontikkeling onroerende zaken

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AR3607, 02/00413

Een ondernemer had een kantoorruimte bij zijn eigen woning. Het kantoorgedeelte was ondernemingsvermogen. De kantoorruimte had in totaal ƒ 46.000 gekost. In zijn aangifte inkomstenbelasting schreef hij de helft daarvan willekeurig af. Daarbij ging hij uit van een restwaarde van nihil. Naar het oordeel van Hof Arnhem was dat niet juist. De restwaarde moest na een veronderstelde gebruiksduur van 25 jaar op tenminste 10% gesteld worden. De Inspecteur stelde zich op het standpunt dat de restwaarde, gelet op de waardeontwikkeling op de onroerende zakenmarkt van de afgelopen jaren, op 50 percent van de voortbrengingskosten moest worden gesteld. Het Hof wees dat standpunt af. Bij een verwachte levensduur van 25 jaar of meer vond het Hof het te ver gaan om schatting van de restwaarde in hoofdzaak te baseren op de waardeontwikkeling van onroerende zaken in het verleden.