14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AU8408, BK 58/04
Een ondernemer trad op als adviseur van een beleggingsmaatschappij op het gebied van informatie- en communicatietechnologie. Voor zijn werkzaamheden ontving hij een vergoeding die bestond uit een vast en een variabel deel. Het variabele deel was afhankelijk van de resultaten van de opdrachtgever. De ondernemer was van mening dat het variabele deel van de vergoeding buiten de heffing van omzetbelasting moest blijven omdat er sprake was van een kanscontract zonder tegenprestatie. Hof Leeuwarden was van oordeel, gelet op de bestaande overeenkomst, dat het variabele deel onderdeel was van de totale vergoeding voor door de ondernemer verrichte prestaties. Deze prestaties vielen niet onder een vrijstelling van omzetbelasting. Hoewel de omzetbelasting aanvankelijk was betaald en vervolgens op verzoek door de inspecteur was teruggegeven mocht deze volgens het Hof worden nageheven als belasting die op aangifte behoort te worden voldaan maar geheel of gedeeltelijk niet is betaald. Voor de vraag of de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, ging het Hof uit van het uiteindelijk betaalde bedrag. Dat betekende dat rekening gehouden moest worden met de teruggaaf en dus was naheffing mogelijk.