Ruilarresten van toepassing bij aandelentransactie

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AS4412, 03/04135

Een fiscale eenheid belegde in aandelen. Een deel van die beleggingen bestond uit aandelen in een beursgenoteerde vennootschap. Deze vennootschap deed niets anders dan het beheren van aandelen in een andere NV. De fiscale eenheid had zelf ook al aandelen in die NV. Een derde deed een openbaar bod op alle aandelen in de beursvennootschap. Dat bod bestond uit een aandelenruil, waarbij de aandelen in de beursvennootschap werden omgewisseld in aandelen in de NV waarin de beursvennootschap belegde. De fiscale eenheid aanvaardde het bod en kreeg in ruil voor haar aandelen in de beursvennootschap 1.805.872 aandelen in de NV. De belastingdienst was van mening, dat de fiscale eenheid bij de aandelenruil een winst van ƒ97.600.000 had gemaakt. Hof Amsterdam was het daarmee niet eens. De aandelen in de NV mochten volgens het Hof worden beschouwd als gelijk aan de aandelen in de beursvennootschap. In de effectenportefeuille van de fiscale eenheid namen zij economisch dezelfde plaats in. Op de transactie konden de ruilarresten van de Hoge Raad worden toegepast. Dat betekende dat er bij de ruil van aandelen geen winst gerealiseerd was door de fiscale eenheid en dat de belastingdienst de aanslag te hoog had vastgesteld.