Samenvatting voorstellen belastingplan 2003

14 mei 2007 | Overig | overig | -

OVERZICHT BELASTINGPLAN 2003AlgemeenDe regering heeft op 17 september 2002 (Prinsjesdag) bij de Tweede Kamer het Belastingplan 2003 ingediend. Het Belastingplan 2003 valt uiteen in twee wetsvoorstellen: Belastingplan 2003 deel I en deel II. Hierna volgt een overzicht van de voorstellen. Daarbij is de verdeling over de beide wetsvoor-stellen losgelaten.1 Inkomstenbelasting/particulierenTarief- Het belastingdeel van het tarief in de eerste en tweede schijf van box 1 wordt verlaagd. Het tarief in de eerste schijf wordt 1,7% (2002: 2,95%) en in de tweede schijf 6,75% (2002: 8,45%).Inkomen box 1- De basisruimte voor de aftrek van lijfrentepremies vervalt. In 2002 kan voor het laatst gebruik worden gemaakt van deze aftrek, die maximaal € 1069 kan zijn.- In verband met de afschaffing van de belastingfaciliteiten voor spaarloon- en premiespaarregelingen behoeft vanaf 2003 de voor de aftrek van lijfrentepremies geldende jaarruimte niet meer te worden gekort met de lijfrentepremies die zijn betaald uit spaarloon of spaarpremies. Dit geldt voor 2003 nog wel voor lijfrentepremies die worden betaald uit spaarloon of spaarpremies die op grond van de overgangsregeling in dat jaar nog niet vrijvallen.Inkomen box 3- In verband met de afschaffing van de belastingfaciliteiten voor spaarloon- en premiespaarregelingen vervalt vanaf 2003 de vrijstelling voor spaarloon- en premiespaarrekeningen in box 3. Dit geldt voor 2003 nog niet voor het saldo van spaarloon- en premiespaarrekeningen dat op grond van de overgangsregeling in dat jaar nog niet vrijvalt.- De berekening van de ouderentoeslag in box 3 wordt gewijzigd. De ouderentoeslag wordt een vast bedrag (€ 24.020 bij een inkomen in box 1 van ten hoogste € 12.276 en € 12.010 bij een inkomen in box 1 van ten hoogste € 17.079). Bedraagt iemands gemiddelde rendementsgrondslag in box 3 meer dan € 240.166, dan heeft hij geen recht op de ouderentoeslag. Heeft hij een partner, dan heeft hij geen recht op de ouderentoeslag als de gemiddelde rendementsgrondslag van hemzelf en zijn partner meer dan € 480.332 bedraagt. Dit laatste is een wijziging. Tot nu toe heeft iemand met een partner alleen recht op de ouderentoeslag als zijn eigen gemiddelde rendementsgrondslag niet meer dan € 240.166 bedraagt. Wie recht heeft op de ouderentoeslag, kan deze overdragen aan zijn partner.Persoonsgebonden aftrek- Bij de bepaling van de aftrekbare buitengewone uitgaven (ziektekosten) wordt het aftrekbare deel van de AWBZ-bijdrage voortaan forfaitair gesteld op 25%.Heffingskortingen- De heffingskortingen voor maatschappelijke beleggingen en voor beleggingen in durfkapitaal ver-vallen.- Ook de in 2002 ingevoerde toetrederskorting vervalt met ingang van 2003 alweer. Wel verliezen degenen die in 2002 recht op de toetrederskorting hebben gekregen, hun recht op de korting voor 2003 en 2004 niet. Hetzelfde geldt voor degenen die in 2002 een dienstbetrekking hebben aanvaard en pas in 2003 de voor het recht op de korting geldende termijn van zes maanden volmaken. Ook zij houden volledig recht op de toetrederskorting.- De algemene heffingskorting wordt in 2003 met € 50 verhoogd.- De arbeidskorting wordt in 2003 verhoogd met € 119. Hetzelfde geldt voor de verhoogde arbeids-korting voor ouderen.- De ouderenkorting wordt met € 46 verhoogd.- De aanvullende ouderenkorting wordt met € 24 verhoogd.Voorlopige teruggaaf- Het nieuwe belastingverdrag Nederland-België bevat twee compensatieregelingen voor Nederland-se grensarbeiders die als gevolg van net nieuwe verdrag over hun loon voortaan belasting moeten gaan betalen in België. Deze grensarbeiders ontvangen van de Nederlandse fiscus een tegemoetkoming voor het belastingnadeel dat zij daardoor leiden. In verband hiermee wordt de voorlopige-teruggaafregeling aangepast, zodat ook voor die tegemoetkoming een voorlopige teruggaaf kan worden verleend.2 Loonbelasting en inkomstenbelasting/werknemersInkomstenbelasting- De fietsaftrek wordt afgeschaft.- De definitie van het begrip ‘regelmatig woon-werkverkeer’ wordt gewijzigd. Van regelmatig woon-werkverkeer zal vanaf 2003 pas sprake zijn als iemand in een jaar op 60 dagen heen en weer reist tussen zijn woning en zijn arbeidsplaats. Nu is dat op 40 dagen. De wijziging geldt ook al voor 2002 op grond van een besluit. De wijziging heeft voor werknemers gevolgen voor de vrijstelling van autokostenvergoedingen en voor de als privé-gebruik bij te tellen kilometers van woon-werkverkeer. Zij heeft geen gevolgen voor de reisaftrek. Hiervoor blijft de 40-dagenregel gelden. Een werknemer houdt dus recht op de reisaftrek als hij op tenminste 40 dagen in een jaar per openbaar vervoer heen en weer reist tussen zijn woning en zijn arbeidsplaats.- De regeling voor het autokostenforfait met betrekking tot de als privé-gebruik bij te tellen kilometers van woon-werkverkeer, die voor 2002 geldt, blijft ook gelden voor 2003. Op grond van deze regeling behoeft slechts 1/3 van de woon-werkkilometers beneden 10 kilometer respectievelijk bo-ven 30 kilometer als privé-gebruik te worden bijgeteld, met een maximum van 5500 kilometer. In het Belastingplan 2002 was voorgesteld om dit in 2003 te verhogen tot 2/3, waarna vanaf 2004 de als privé-gebruik aan te merken woon-werkkilometers volledig zouden worden bijgeteld. De ver-hoging voor 2003 gaat nu volgens het Belastingplan 2003 niet door.- De bijtelling voor privé-gebruik van een door de werkgever ter beschikking gestelde bestelauto wordt beperkt tot 2,5% over een bedrag van maximaal € 18.000 indien de werknemer de bestelauto uitsluitend voor zakelijke ritten en belast woon-werkverkeer gebruikt. Van dit laatste is sprake als de werknemer met de auto in een jaar meer dan 500 km. als privé-gebruik aan te merken kilometers voor woon-werkverkeer rijdt. De beperkte bijtelling geldt verder alleen voor bestelauto’s waarvan het gebruik voor privé-doeleinden wordt beperkt door hun aard of inrichting. Voor deze bestelauto’s bestaat sinds 2002 ook een beperkte bijtelling van 10% van de catalogus-waarde. Deze bijtelling blijft bestaan naast de 2,5%-bijtelling. Verschillen van de 10%-bijtelling ten opzichte van de 2,5%-bijtelling zijn de verlichte rittenadministratie en de ruimere mogelijkhe-den voor privé-gebruik (de 10%-bijtelling vindt ook toepassing als de werknemer de auto voor andere privé-doelen gebruikt dan belast woon-werkverkeer). De werknemer heeft verder altijd de mogelijkheid om te bewijzen dat zijn privé-gebruik, inclusief het belaste woon-werkverkeer, niet meer dan 500 km is. Zijn bijtelling bedraagt dan, volgens de algemene regel, nihil. Met betrekking tot de 2,5%-bijtelling kan de werkgever ook kiezen voor eindheffing van loonbelas-ting. De bijtelling bij de werknemer voor de inkomstenbelasting blijft dan achterwege. De 2,5%-bijtelling is op grond van een goedkeurend besluit al voor 2002 van kracht.Verklaring arbeidsrelatie (VAR)- De zelfstandigheidsverklaring voor artiesten en sporters wordt afgeschaft. Zij wordt vervangen door de VAR. Deze kan vanaf 2003 ook worden aangevraagd door artiesten en sporters.Loonbelasting- Als een werkgever een bestelauto ter beschikking stelt waarvoor bij de werknemer in de inkomstenbelasting een bijtelling van 2,5% kan plaatsvinden, kan hij ook kiezen voor een eindheffing van loonbelasting over dat bedrag. Bij de werknemer vindt dan geen bijtelling voor de inkomstenbelasting plaats.- De belastingfaciliteiten voor bedrijfsspaarregelingen (winstdeling-, spaarloon- en premiespaarregelingen) worden met ingang van 2003 afgeschaft. De verplichte blokkering van het spaarloon vervalt met ingang van 2003, met uitzondering van de bedragen die in 2002 zijn gespaard. Deze moeten nog tot 2004 geblokkeerd blijven. Hetzelfde geldt voor spaarpremies op grond van een premie-spaarregeling. In 2002 toegekende of voorlopig bijgeschreven spaarpremies moeten in 2003 nog geblokkeerd blijven. Eerder toegekende of voorlopig bijgeschreven spaarpremies kunnen in 2003 in één keer vrijvallen. De deblokkering is niet verplicht. Op spaarpremie