14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AV5114, BK 483/04
Een man-vrouwfirma dreef een transportbedrijf. De belastingdienst was van mening dat er sprake was van een ongebruikelijk samenwerkingsverband en weigerde de echtgenote daarom de toepassing van ondernemersfaciliteiten. Hof Leeuwarden was het niet eens met de belastingdienst. De echtgenote werkte zelf niet als chauffeur, maar zij beschikte wel over de vereiste diploma’s. Het Hof vond vooral de leidende rol van de echtgenote bij de reorganisatie van het bedrijf in het jaar 2004 bepalend voor de positie van de echtgenote binnen het bedrijf. Verder was gebleken dat de echtgenote ook in haar optreden naar buiten toe betrokken was bij beslissingen die voor het reilen en zeilen van de onderneming van belang waren. Het Hof vond de feitelijke verdeling van soort werkzaamheden over beide echtgenoten niet zodanig dat die verdeling bij derden ongebruikelijk zou zijn. Over het aantal binnen het bedrijf gewerkte uren bestond geen discussie.