20 januari 2003 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AF6507 Zaaknr: 00/02913
In 1992 heeft een ondernemer zijn onderneming geruisloos ingebracht in een BV. Op de dag van oprichting heeft de BV een dochter-BV opgericht en vervolgens de ingebrachte onderneming aan de dochter-BV verkocht. De koopsom werd in rekening-courant schuldig gebleven. Omdat de verkoop binnen een fiscale eenheid plaatsvond kon dit zonder belastingheffing gebeuren. In 1997 wordt de dochter-BV verkocht. Door de verkoop wordt de fiscale eenheid verbroken. De inspecteur past bij de aanslag vennootschapsbelasting 1997 de 16e standaardvoorwaarde toe, omdat tussen overdracht van de onderneming aan de dochter-BV en de verkoop van die BV minder dan zes jaren zijn verstreken. Volgens Hof Den Bosch leiden de aflossingen op de rekening-courant tijdens de fiscale eenheid niet tot toepassing van de 16e standaardvoorwaarde. Het niet-afgeloste deel van de oorspronkelijke rekening-courantschuld is volgens het Hof verwerkt in de prijs voor de aandelen, omdat in die prijs de kwijtschelding van de schuld aan de dochter-BV was verwerkt. Wel is er sprake van ten goede komen van de aan de dochter-BV overgedragen meerwaarde, zodat de sanctiebepaling toch van toepassing is. De aan de dochter overgedragen goodwill wordt tot de winst gerekend. Partijen waren het eens geworden over een hoogte van de goodwill van ƒ 250.000.