Sanctie 16e standaardvoorwaarde van toepassing door verbreking FE binnen 6 jaar na OG-transactie

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AS4159, 03/02386

Een fiscale eenheid bestond uit een moedermaatschappij en een aantal dochters. In 1997 leverde één van de dochters een kantoorpand met bedrijfshallen aan een andere dochter binnen de fiscale eenheid. De koper bleef de koopsom schuldig. De moedermaatschappij verkocht vervolgens in 2002 de aandelen in de koper aan een derde, waardoor de fiscale eenheid tussen moeder en koper werd verbroken per 1 januari 2002. Bij het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting 2001 bracht de inspecteur een correctie aan op de winst voor de meerwaarde in het pand. Die correctie was het gevolg van de zestiende standaardvoorwaarde voor fiscale eenheden, zoals die destijds golden. Deze standaardvoorwaarde bevatte een sanctiebepaling die in werking trad bij verbreking van een fiscale eenheid binnen zes jaar nadat er binnen de eenheid met vermogensbestanddelen was geschoven. De stille reserves op die vermogensbestanddelen moesten daarbij ten goede komen aan de moeder. Of dat laatste was gebeurd vormde inzet van het geschil voor Hof Arnhem. Naar het oordeel van het Hof had de moedermaatschappij door de verkoop van de aandelen in de dochter binnen de zesjaarstermijn de sanctie over zich afgeroepen. Dat de koopsom geheel schuldig was gebleven was daarvoor niet van belang. De stelling dat de correctie beperkt moest blijven tot de stille reserve op het moment van de overdracht van het pand in 1997 wees het Hof af. Daarvoor boden de wet en de standaardvoorwaarden geen steun.