27 oktober 2008 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNBG3712, 07/00239
In het arbeidscontract van een werknemer was een concurrentiebeding opgenomen. Dat beding verbood de werknemer om binnen 18 maanden na afloop van zijn dienstbetrekking concurrerende werkzaamheden te verrichten, ongeacht of dit in loondienst of als zelfstandige zou gebeuren. Op overtreding van het beding stond een boete van ƒ 2.500 voor iedere dag dat de overtreding voortduurde. In strijd met het concurrentiebeding trad de werknemer op 1 januari 1999 in dienst bij een andere werkgever. De curator van zijn inmiddels failliete vroegere werkgever vorderde schadevergoeding van de werknemer. In een vaststellingsovereenkomst werd de boete bepaald op een bedrag van € 13.614 (ƒ 30.000). De werknemer betaalde dit bedrag aan de curator. In zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2003 verwerkte de werknemer deze betaling als negatief loon. De rechtbank trok een parallel met betalingen door een werkgever aan een werknemer voor het door de werknemer nakomen van zijn contractuele verplichtingen. Dergelijke betalingen vormen loon. Daarom vormde de betaling van een bedrag door de werknemer aan de werkgever wegens het niet nakomen van zijn uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen negatief loon. De inspecteur stelde zich op het standpunt dat de betaling geen negatief loon kon vormen omdat de oorzaak van de schadevergoeding lag in het aangaan van een nieuwe dienstbetrekking en niet in de oude dienstbetrekking. Volgens Hof Amsterdam is die opvatting niet juist. De verplichting tot betaling van de schadevergoeding vloeide voort uit de met de ex-werkgever gesloten arbeidsovereenkomst. De oorzaak van de verplichting tot betaling lag bij de oude dienstbetrekking, ondanks dat de verplichting ontstond door het aangaan van een nieuwe dienstbetrekking.