Schip was vaste inrichting

31 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNBA8958, AWB 06/3086

Een VOF die zeilvakanties in Griekenland organiseerde kocht in 2003 een zeiljacht. Tot begin 2004 lag het schip op een scheepswerf in Duitsland. Daarna werd het schip naar Griekenland vervoerd. Het schip voer onder Nederlandse vlag. Tijdens het vaarseizoen, dat loopt van maart tot en met oktober, verbleven de vennoten in Griekenland. De vennoten wilden op het schip willekeurig afschrijven en claimden investeringsaftrek over de aanschaf. De belastingdienst weigerde beide faciliteiten omdat het schip werd gebruikt door een Griekse vaste inrichting van de onderneming van de VOF. Volgens het verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing mag Griekenland belasting heffen over de winst van een vaste inrichting in Griekenland. Er is dan geen reden om de geclaimde faciliteiten te verlenen. De rechtbank Arnhem moest onderzoeken of de VOF in Griekenland een vaste inrichting had. Er is een vaste inrichting als de onderneming gebruik maakt van een gebouw of een ruimte voor de bedrijfsuitoefening. Dat gebouw of deze ruimte moet de onderneming ter beschikking staan. Het gebruik van het schip voor de onderneming en het ter beschikking staan van het schip stonden vast. De verplaatsbaarheid van het schip verhinderden niet dat het schip een vaste inrichting was omdat het gedurende langere tijd in Griekenland als middelpunt van de onderneming werd gebruikt. De rechtbank was van oordeel dat het schip al bij de aanschaf bestemd was om te worden gebruikt voor het drijven van een onderneming in het buitenland. Dergelijke bedrijfsmiddelen zijn uitgesloten van het recht op investeringsaftrek en willekeurige afschrijving.