16 september 2004 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AO0442 Zaaknr: 02/02094
Aan een beleggings-BV, waarvan de zetel werd verplaatst naar België, werd aanvankelijk en in afwijking van de ingediende aangifte een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd met toepassing van het nultarief. Vanwege de zetelverplaatsing was bij de aangifte uitgegaan van statusverlies. Die aangifte was door de oude adviseur opgesteld. Toen de fiscus enige tijd later de fout ontdekte werd een navorderingsaanslag opgelegd, gebaseerd op het normale Vpb-tarief. De BV had in het jaar na de zetelverplaatsing niet aan de uitdelingsverplichting van winst voldaan. Volgens het Hof mocht de liquidatie-uitkering van de BV in het jaar na de zetelverplaatsing niet als winstuitdeling worden aangemerkt. De BV stelde zich op het standpunt, dat een voor navordering vereist nieuw feit ontbrak. Het Hof was van oordeel, dat er sprake was van een schrijf- of typefout, die voor de adviseur van de BV kenbaar was. Niet van belang vond het Hof, dat de nieuwe adviseur de onjuistheid van de aanslag niet had onderkend. Omdat de aanslag ambtshalve was verminderd, kende het Hof een proceskostenvergoeding toe aan de BV.