Schuld aan moeder was niet aangegaan voor aankoop AB-aandelen; rente was persoonlijke verplichting

14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AP4848 Zaaknr: BK 730/03

Iemand had in zijn testament bepaald, dat bij zijn overlijden twee van zijn kinderen de aanmerkelijk belang aandelen, die hij bezat zouden erven. De waarde van de aandelen op de overlijdensdag moesten zij in de nalatenschap inbrengen. De afgifte van de aandelen en de inbreng van de waarde zou pas na het overlijden van hun moeder gebeuren. Een half jaar na de verdeling van de nalatenschap kwamen de kinderen met moeder overeen dat zij ter verbetering van moeders financiële positie de waarde van de blote eigendom van de aandelen aan hun moeder schuldig waren. Die waarde werd vastgesteld op een bedrag van ƒ 832.000. Over dat bedrag betaalden de kinderen jaarlijks zes procent rente. In geschil was of de in de jaren 1999 en 2000 betaalde rente onder de aftrekbeperking viel die voor de als persoonlijke verplichting aftrekbare rente gold. Naar de mening van de kinderen was de schuld aangegaan ter verwerving van een aanmerkelijk belang en kon de betaalde rente dus in zijn geheel in aftrek worden gebracht. Hof Leeuwarden was van oordeel, dat de schuld geen relatie had met de verwerving van een pakket aanmerkelijk belangaandelen, maar voortkwam uit de persoonlijke band met hun moeder. De rente was als persoonlijke verplichting aftrekbaar met toepassing van de beperking.