10 november 2005 | Overig | jurisprudentie | LJN: AU6441, AWB 05/1700 IB
Een man en zijn vriendin waren ieder voor de helft onverdeeld eigenaar van twee woningen. Zij waren geen fiscale partners. Voor de ene woning had de man een hypothecaire geldlening gesloten. In zijn aangifte merkte hij deze woning aan als zijn hoofdverblijf. De betaalde rente trok hij in zijn aangifte af. Voor de andere woning waren de man en zijn vriendin gezamenlijk een hypothecaire lening aangegaan. De vriendin betaalde echter alle rentelasten voor deze lening. In haar aangifte had zij deze woning als haar hoofdverblijf aangemerkt. In verband met zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de gehele lening op de tweede woning verwerkte de man de lening als schuld in box 3 in zijn aangifte. De belastingdienst corrigeerde de aangifte en liet slechts de helft van de betaalde rente op de schuld die betrekking had op de eerste woning in aftrek toe. Als schuld in box 3 mocht ook maar de helft van de schuld op de tweede woning worden verwerkt. De rechtbank Arnhem was van oordeel dat slechts voor de helft van de eerste woning sprake was van een eigen woning, omdat de man voor de helft eigenaar daarvan was. Daarom merkte de rechtbank slechts dat gedeelte van de schuld aan als eigenwoningschuld. De rente was alleen voor dat deel aftrekbaar. Het restant van de schuld viel in box 3. Ten aanzien van de tweede woning was de rechtbank van oordeel dat alleen het deel van de lening dat de man zelf was aangegaan kon worden aangemerkt als box 3-schuld. De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de totale schuld op de tweede woning was niet relevant zolang de man niet werd aangesproken of dreigde te worden aangesproken voor het restant van de schuld.