28 februari 2008 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBC5626, AWB 07/1744
Een aandelenbezit van een particulier persoon valt voor de inkomstenbelasting in box 3, tenzij er sprake is van een aanmerkelijk belang. In dat geval valt het bezit in box 2. Een aandelenbezit vormt een aanmerkelijk belang als de particulier, eventueel samen met zijn partner, tenminste 5% van het geplaatste kapitaal houdt. Als de vennootschap verschillende soorten aandelen heeft wordt de aanwezigheid van een aanmerkelijk belang per soort beoordeeld, tenzij het onderscheid is beperkt tot zaken als een benoemingsrecht. In dat geval worden de aandelen als één soort aangemerkt. De vraag was of sprake was van één of meerdere soorten aandelen bij een BV. De BV kende aandelen A en aandelen B. De nominale waarde van de aandelen A was f 1 en de nominale waarde van de aandelen B f 0,25. De uitgiftekoers van beide aandelen bedroeg fl. 5. Daarmee bedroeg het agio per aandeel A f 4 en per aandeel B f 4,75. Beide agioreserves werden afzonderlijk geadministreerd. Daarnaast was er een verschil in stemrecht. Ieder aandeel A had recht op vier stemmen en ieder aandeel B op één stem. Een aandeelhouder had 5,2% van de aandelen A. Dat belang vormde 3,25% van het totaal van de aandelen A en B. De aandeelhouder stelde zich op het standpunt dat er geen (wezenlijk) verschil bestond tussen de aandelen A en B. Dat zou inhouden dat zijn aandelenbezit geen aanmerkelijk belang vormde. De belastingdienst meende dat de verschillen zo groot waren dat de aandelen A en B niet uitwisselbaar waren en de aandeelhouder dus een aanmerkelijk belang bezat in aandelen A van de BV. De rechtbank volgde de opvatting van de belastingdienst. Het verschil in stemrecht valt niet onder de wettelijke uitzondering voor benoemingsrechten en dergelijke. Noch de wettekst noch de wetsgeschiedenis biedt aanknopingspunten voor de andersluidende opvatting van de aandeelhouder. Daarnaast telde ook het verschil in agioreserve. De aandeelhouder meende dat dit verschil te verwaarlozen was. De rechtbank vond dat door het verschil in agioreserve de aan de aandelen verbonden rechten niet identiek waren, ook al deelden zij in gelijke mate in de winst.