18 december 2003 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AP7975 Zaaknr: BK-02/02955
Een stichting beriep zich voor het Hof op door de inspecteur opgewekt vertrouwen, omdat deze in een eerder stadium de zienswijze van de stichting ten aanzien van een gehanteerde garantieregeling uitdrukkelijk had geaccepteerd. Die acceptatie hield in, dat er geen assurantiebelasting betaald hoefde te worden omdat de garantieregeling geen schadeverzekeringsovereenkomst was. Het Hof wees het beroep van de stichting af. De inspecteur had de stichting op 11 juli 1995 op de hoogte gebracht van de herziening van zijn standpunt en daarbij aangegeven, dat met ingang van 1 januari 1996 assurantiebelasting verschuldigd was. In een eerdere procedure was die termijn van zes maanden als te kort aangemerkt. Een redelijke termijn voor de stichting om de garantieregeling aan te passen diende tot 1 januari 1997 te lopen. In deze procedure was het Hof van oordeel, dat de inspecteur de stichting daarmee een redelijke termijn gegund heeft om maatregelen te nemen. Door dat niet te doen aanvaardde de stichting bewust het risico dat zij met ingang van 1 januari 1997 assurantiebelasting verschuldigd werd. Dat risico kwam voor haar rekening. De opgelegde naheffingsaanslag bleef daarom in stand.