14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNAZ5261, AWB 05/4325 OB en AWB 05/4318 OB
Een bestuursorgaan zoals de Belastingdienst kan door het doen van een uitlating of door zijn handelen bij een belanghebbende het vertrouwen wekken dat de zienswijze van de belanghebbende c.q. het door hem ingenomen standpunt juist is. Een dergelijk vertrouwen wordt gezien als een afspraak. Het vertrouwen wordt in rechte beschermd tot de Belastingdienst de afspraak opzegt of indien de oorzaak van het vertrouwen wordt weggenomen met inachtneming van een redelijke termijn tussen de opzegging en de beëindiging van het vertrouwen. Volgens de rechtbank Utrecht heeft de Belastingdienst door eerst met een belastingplichtige afspraken te maken en vervolgens niet te reageren op diens vastlegging van de afspraken in een brief de verwachting gewekt dat hij de opvatting van de belastingplichtige deelde. Door vervolgens jarenlang de ingediende aangiften te accepteren zonder correctie bevestigde de belastingdienst de verwachting van de belastingplichtige. Deze handelwijze heeft de indruk van een bewuste standpuntbepaling kunnen wekken. Deze standpuntbepaling was niet zo duidelijk in strijd met een juiste wetstoepassing dat op nakoming daarvan niet mocht worden gerekend, aldus de rechtbank. Voor een deel kwam een einde aan het opgewekte vertrouwen door in een uitspraak op bezwaar een duidelijk afwijkend standpunt in te nemen. Voor het overige deel van de gemaakte afspraken bleek pas uit het rapport van een veel later ingesteld boekenonderzoek dat de Belastingdienst een ander standpunt had ingenomen. Dat had tot gevolg dat het bij de belastingplichtige opgewekte vertrouwen pas werd beëindigd na afloop van de tijdvakken waarover de Belastingdienst naheffingsaanslagen had opgelegd. De rechtbank vernietigde de opgelegde naheffingsaanslagen omdat zij in strijd met het vertrouwensbeginsel waren opgelegd.