Strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs mag worden toegepast in fiscale procedure

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AT5435, 02/04110

In een arrest uit 1992 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het gebruik van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs niet zonder meer verboden is. Het gebruik daarvan is geoorloofd, tenzij de inspecteur handelt in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur (met name het zorgvuldigheidsbeginsel) wanneer hij bij de vaststelling of de ondersteuning van een belastingaanslag van dit strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijsmiddel gebruik maakt. Hof Amsterdam verwees naar dit arrest in een procedure over de aanslag inkomstenbelasting van iemand die verdacht werd van handel in drugs. Volgens het Hof mochten de gegevens uit het tegen de belanghebbende ingestelde strafrechtelijke onderzoek worden gebruikt. Op grond van deze gegevens was aannemelijk dat de belanghebbende in 1997 inkomsten uit de handel in verdovende middelen had genoten. Gezien de omvang van de partijen verdovende middelen stond vast dat de belanghebbende niet de vereiste aangifte had gedaan. Dat had tot gevolg dat hij overtuigend moest bewijzen dat de aan hem opgelegde navorderingsaanslag niet juist was. Daar slaagde hij gedeeltelijk in, omdat aan hem het voordeel werd toegerekend van een partij die aan een ander was geleverd. Het Hof verlaagde de opgelegde navorderingsaanslag dienovereenkomstig. Het voordeel per kilo hasjiesj werd berekend op ƒ 800, uitgaande van een straatwaarde van ƒ 2.400 en kosten van ƒ 1.600. De onjuistheid van deze berekening toonde de belanghebbende niet overtuigend aan zodat het Hof deze berekening overnam. Het bij de navorderingsaanslag vastgestelde belastbare inkomen van ruim ƒ 3,1 miljoen werd verminderd tot ƒ 1,3 miljoen.