Ten onrechte geen vervangingsvoornemen aanwezig geacht

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AY7211, 42414

Hof Amsterdam stond de vorming van een vervangingsreserve niet toe aan een naamloze vennootschap die een aantal beleggingspanden had verkocht omdat de NV geen vervangingsvoornemen zou hebben. Het Hof vond de verklaring van de NV dat zij als belegger altijd onroerende zaken aan- en verkocht en dat alle panden als beleggingspanden vergelijkbaar waren onvoldoende voor het bestaan van het voornemen tot vervanging van de verkochte panden. De aankoop medio 1999 van een deel van een wooncomplex vond het Hof vanwege de verkoop in 1998 van een complex in dezelfde plaats onvoldoende om een vervangingsvoornemen aannemelijk te maken. Volgens de Hoge Raad was de opvatting van het Hof dat het in 1999 gekochte wooncomplex diende ter vervanging van het in 1998 verkochte wooncomplex, onjuist. Het in 1999 gekochte wooncomplex kwam eerst in aanmerking als vervanging voor de in 1997 verkochte bovenwoningen en pas daarna voor het in 1998 verkochte wooncomplex. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Den Haag.