Ter zitting gedaan bewijsaanbod mag niet zomaar worden afgewezen

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AV0821,41329

Een ondernemer die toepassing van de zelfstandigenaftrek claimde bood pas ter zitting van het Hof aan om een specificatie te geven van zijn gewerkte uren. Het Hof wees dit bewijsaanbod af omdat de ondernemer aan meerdere verzoeken van de inspecteur om een urenspecificatie geen gehoor had gegeven. Volgens het Hof was de mondelinge behandeling van een beroepschrift niet bedoeld om alsnog de gelegenheid te bieden om bewijs te leveren. De Hoge Raad vond de omstandigheid dat iemand eerder in de gelegenheid was om de inspecteur bepaalde gegevens te verschaffen onvoldoende reden om hem later in de procedure geen gelegenheid te geven bewijs te leveren. Het Hof had een afweging moeten maken tussen het belang van een partij bij het overleggen van die stukken en de redenen waarom hij dit niet eerder had gedaan en het algemene belang van een doelmatige procesgang. Omdat het Hof die afweging niet had gemaakt vernietigde de Hoge Raad de uitspraak van het Hof.Ook de staatssecretaris was het niet eens met de uitspraak van het Hof. De inspecteur had voor het Hof het standpunt ingenomen dat de bewijslast moest worden omgekeerd omdat de ondernemer ondanks de verzoeken van de inspecteur geen urenspecificaties had verschaft. Het Hof wees dit standpunt van de inspecteur af. Naar het oordeel van de Hoge Raad was dat terecht. Het bewijs dat hij recht heeft op een aftrekpost rust op de belastingplichtige. Wanneer de belastingplichtige niet ingaat op een verzoek van de inspecteur om bewijs voor de aftrekpost te leveren kan dat geen gevolg hebben voor de bewijslastverdeling. De inspecteur heeft in een dergelijk geval bij het vragen van inlichtingen niet een belang dat omkering (en verzwaring) van de bewijslast rechtvaardigt. In een arrest uit 1995 had de Hoge Raad een ander standpunt ingenomen.