Termijnoverschrijding was verschoonbaar omdat belastingplichtige niet op de hoogte was van aanslag

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU3934, 39120

Iemand had in zijn testament een stichting benoemd tot erfgenaam en de toenmalige bestuursvoorzitter van de stichting tot executeur-testamentair. Na het overlijden van de erflater deed de executeur-testamentair aangifte voor het recht van successie. De aanslag werd opgelegd toen de executeur-testamentair geen bestuurslid meer was van de stichting en naar diens huisadres gezonden. Hij maakte geen bezwaar tegen de aanslag. Pas geruime tijd later maakte de stichting bezwaar tegen de aanslag. De wettelijke bezwaartermijn van zes weken was toen al lang verstreken. Hof Amsterdam verklaarde het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk. Volgens de Hoge Raad maakte het Hof echter niet duidelijk waarom de termijnoverschrijding in dit geval niet verschoonbaar was. De executeur-testamentair was wettelijk bevoegd om aangifte te doen, maar was geen door de stichting aangestelde vertegenwoordiger. De belastingdienst was op de hoogte van het vertrek van de executeur-testamentair als bestuurslid voor de verzending van de aanslag. De stichting had pas in november 2000 vernomen dat de aanslag successierecht was opgelegd. In die maand was het bezwaarschrift ingediend. Hof Den Haag moet de zaak nu afhandelen.