Terugbetalingen in geld en in natura bij ontslag vormen negatief loon; niet-betaling is geen voordee

22 december 2004 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AR8800, 03/02900

Een werkgever kende een aandelenoptieregeling voor zijn werknemers. Een van de werknemers ontving in 1996, 1997 en 1999 optierechten. De optieperiode was vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van toekenning. Bij beëindiging van de dienstbetrekking tijdens de optieperiode vervielen nog niet uitgeoefende optierechten en moest het verschil tussen de slotkoers van de aandelen op dat tijdstip en de optie-uitoefenprijs worden betaald aan de werkgever. Met ingang van 1 februari 2000 werd de dienstbetrekking beëindigd. De werknemer ontving een gouden handdruk en mocht zijn nog niet uitgeoefende opties en geblokkeerde aandelen behouden. Het totale bedrag van de terugbetalingsverplichting voor de geblokkeerde aandelen en de waarde van nog niet uitgeoefende optierechten was ƒ 844.094. De belastingdienst rekende dit bedrag als voordeel uit dienstbetrekking tot het belastbare inkomen van de werknemer. Volgens Hof Amsterdam behoorden de toegekende optierechten en de aandelen tot het privé-vermogen van de werknemer. De waardeontwikkeling daarvan tijdens het bestaan van de dienstbetrekking had geen invloed op zijn belastbare inkomen. De terugbetaling die een werknemer bij de beëindiging van zijn dienstbetrekking aan zijn werkgever zou moeten doen vormde negatief loon uit de dienstbetrekking. Als de werkgever de werknemer aan het vervalbeding en de terugbetalingsverplichting zou hebben gehouden, was er sprake geweest van negatief loon. Het behoud van diezelfde optierechten en het vervallen van die terugbetalingsverplichting konden dan niet tot een te belasten voordeel leiden.