15 oktober 2004 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR4003, 40189
In een procedure over de vennootschapsbelasting voor Hof Den Bosch was in geschil of het kwijtschelden van een vordering, die een BV op een deelneming in een Engelse limited had, ten laste van de fiscale winst kon gebeuren. De wettekst bevatte een bepaling, die de afwaardering ten laste van de winst terugnam wanneer het kwijtschelden bij de deelneming niet tot belastbare winst leidde. De inspecteur had de afwaardering gecorrigeerd omdat de Engelse limited geen belasting betaalde. Naar het oordeel van het Hof was niet vereist, dat over de kwijtscheldingswinst belasting werd betaald, maar moest de inspecteur bewijzen, dat de kwijtschelding in Engeland niet tot belastbare winst had geleid. Daarin slaagde hij niet. Het Hof verlaagde de opgelegde aanslag vennootschapsbelasting. De Hoge Raad heeft bevestigd, dat de bewijslast bij de inspecteur lag. Het oordeel van het Hof dat de inspecteur niet was geslaagd in zijn bewijs was niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.