9 juli 2004 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AQ5238 Zaaknr: 01/01667
Iemand had een aanmerkelijk belang in een besloten vennootschap. In zijn testament legateerde hij deze aandelen aan zijn kleinkinderen. Aan zijn kinderen legateerde hij het vruchtgebruik van deze aandelen. Aan dat vruchtgebruik waren enkele beperkende voorwaarden gesteld. Toen hij overleed waren zijn kinderen ouder dan 50 jaar. Zij deden een beroep op de kwijtscheldingsfaciliteit van de Invorderingswet voor de erfrechtelijke verkrijging van aanmerkelijk belangaandelen. Dat verzoek werd door de ontvanger afgewezen, omdat de verkrijging van het vruchtgebruik van de aandelen geen aanmerkelijk belang vormde in de zin van de wet IB 1964. De kwijtscheldingsfaciliteit gold niet voor een zogenaamde tijdelijke gerechtigdheid tot voordelen. Daarvan was sprake als het vruchtgebruik niet uitsluitend zou eindigen bij overlijden of als de vruchtgebruiker bij het ontstaan van het recht 50 jaar of ouder was. Volgens het Hof was het vruchtgebruik op basis van de bepalingen van het testament al een tijdelijke gerechtigdheid tot voordelen uit aandelen.