14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AX7369, 42426
De Hoge Raad heeft in een arrest van 27 januari 2006 geoordeeld dat ondernemers zich in een procedure over een naheffingsaanslag omzetbelasting erop moeten kunnen beroepen dat er tussen hen een fiscale eenheid voor de omzetbelasting bestaat. In dat geval worden zij als één belastingplichtige voor de omzetbelasting aangemerkt en hoeft er dus over interne prestaties geen omzetbelasting te worden berekend. Het beroep op het bestaan van een fiscale eenheid moet gegrond zijn op de stelling dat zij in het tijdvak van de naheffingsaanslag in financieel, organisatorisch en economisch opzicht nauw met elkaar verbonden waren. In een dergelijk geval moet eerst de juistheid van die stelling worden beoordeeld. Volgens de Hoge Raad geldt die mogelijkheid ook voor ondernemers die eerder een door de inspecteur afgewezen verzoek hebben gedaan om als één ondernemer aangemerkt te worden. De Hoge Raad kwam tot dat oordeel in een procedure die betrekking had op een naheffingsaanslag die was opgelegd aan een stichting voor het verrichten van belaste prestaties jegens een andere stichting. Volgens de Hoge Raad heeft de onherroepelijkheid van de afwijzende beschikking van de inspecteur op het verzoek om vorming van een fiscale eenheid niet zonder meer tot gevolg dat de opgelegde naheffingsaanslag juist is.