14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2003/1610M
In een vraag- en antwoordbesluit geeft de staatssecretaris van Financien een toelichting op de fiscale behandeling van pensioenen, zoals deze met ingang van 1 juni 1999 in de wet op de loonbelasting is opgenomen.1. Bij de vaststelling van een nabestaanden- en wezenpensioen op basis van middelloon mag rekening worden gehouden met ontbrekende dienstjaren, ondanks dat de wet dat niet bepaalt. Voor nabestaanden- en wezenpensioen op eindloonbasis is dat wel uitdrukkelijk in de wet opgenomen.2. Bij de vaststelling van het nabestaandenpensioen mag rekening gehouden worden met variabele loonbestanddelen over bereikbare dienstjaren. Dit variabele loon kan in ieder geval worden gesteld op het gemiddelde variabele loon van de laatste 5 jaar voor het overlijden.3. Een nabestaandenpensioen kan onmiddellijk na het overlijden van de werknemer ingaan of onmiddellijk na de beëindiging van een ANW-uitkering. De keuze voor het ingangstijdstip mag niet worden uitgesteld, maar moet in de pensioenregeling worden vastgelegd.4. Bij een beschikbare premieregeling leidt overschrijding van de wettelijke maxima van pensioenen tot een verplichte (fictieve) uitkering van het overschot en zodoende tot heffing van loonbelasting. Deze bepaling geldt ook voor het nabestaandenpensioen en het wezenpensioen. De maxima daarvoor zijn 70% van het laatstverdiende loon voor een nabestaandenpensioen, 14% voor een halfwees en 28% voor een volle wees.5. De hoogte van pensioenuitkeringen mag variëren. De variatie in de hoogte van de uitkeringen moet wel binnen de bandbreedte van 100:75 blijven. Dat geldt ook als het pensioen lager is dan het wettelijke maximum.6. Overschrijding van de 100%-grens door waardeoverdracht naar een pensioenregeling die is gebaseerd op een eindloonstelsel is toegestaan. Dat kan zich voordoen in de situatie dat er wordt overgedragen naar een “mindere” pensioenregeling of als het pensioengevende loon in de nieuwe regeling lager is dan voorheen. Het aantal in te kopen extra dienstjaren kan dan hoger zijn dan het aantal werkelijk bij de vorige werkgever doorgebrachte dienstjaren. De pensioenregeling wordt daardoor niet onzuiver.7. Verhoogde opbouw van een ouderdomspensioen in een middelloon- of eindloonstelsel bij uitruil van nabestaandenpensioen op opbouwbasis kan tot gevolg hebben, dat het maximum pensioen wordt overschreden. Dat is toegestaan als de ruil op actuariële basis is gedaan.8. Onderlinge ruil van pensioensoorten kan overschrijding van de wettelijke maxima tot gevolg hebben. De mogelijkheden en onmogelijkheden van onderlinge ruil van pensioensoorten worden in eerste instantie bepaald door de pensioenregeling. De in de wet opgenomen opsomming is dus niet limitatief.9. Het maximale overbruggingspensioen bij pensioenopbouw die niet in eigen beheer plaatsvindt bestaat uit de dubbele AOW-uitkering voor gehuwden (AOW-compensatie) en het verschil tussen de over het ouderdomspensioen verschuldigde premie volksverzekeringen vóór en na de 65-jarige leeftijd (premiecompensatie). Deze premiecompensatie mag alleen gebruteerd worden als het netto inkomen voor de 65-jarige leeftijd lager is dan daarna. 10. Het maximale overbruggingspensioen bij pensioenopbouw die geheel of gedeeltelijk in eigen beheer plaats vindt is beperkt tot het feitelijk bij de opbouw van het ouderdomspensioen ingebouwde bedrag van de AOW-uitkering (AOW-compensatie) en het verschil tussen de over het ouderdomspensioen verschuldigde premie volksverzekeringen vóór en na de 65-jarige leeftijd (premiecompensatie). Ook hier geldt, dat brutering van de premiecompensatie niet is toegestaan als dat leidt tot een hoger netto inkomen voor de 65e verjaardag.11. Een overbruggingspensioen kan worden opgebouwd op basis van een beschikbare-premiestelsel. Omdat het overbruggingspensioen uitsluitend afhankelijk is van de AOW-uitkering en de premie volksverzekeringen en dus niet afhankelijk is van de loopbaanontwikkeling kan de beschikbare premie voor het overbruggingspensioen niet worden uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag. De beschikbare premie voor een overbruggingspensioen is een nominaal premiebedrag of een percentage van de AOW-uitkering.12. Voor de opbouw van een overbruggingspensioen is het niet mogelijk om vooraf een premiestaffel te laten goedkeuren door de belastingdienst, omdat de premie afhankelijk is van de tarieven voor de inkomensheffing zoals die van jaar tot jaar gelden op basis van het voor de werknemer individueel te verwachten pensioeninkomen. Dit betekent dat de voor het overbruggingspensioen beschikbaar te stellen premie van jaar tot jaar aan de gewijzigde omstandigheden moet worden aangepast. Voor collectieve regelingen kan een premiestaffel worden opgesteld en goedgekeurd als de overbrugging alleen betrekking heeft op de AOW-compensatie. 13. Overkookregeling overbruggingspensioen in eindloon- en middelloonstelsel bij uitstel van de in de regeling vastgestelde pensioendatum. Het overbruggingspensioen behoeft niet altijd in te gaan bij het bereiken van de 100%-grens. Voortgezette opbouw van het overbruggingspensioen na de vastgestelde pensioendatum is niet mogelijk. Wel kan bij uitstel van het pensioen het overbruggingspensioen worden verhoogd totdat de grens van 100% van de som van de maximaal toegestane AOW-compensatie en de maximaal toegestane premiecompensatie is bereikt. Ook dan hoeft het overbruggingspensioen echter nog niet in te gaan. Een eventueel overschot mag worden omgezet in ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen. Bij doorwerken tot de 65e verjaardag wordt het gehele overbruggingspensioen omgezet in ouderdomspensioen of het nabestaandenpensioen, mits de wettelijke maxima niet worden overschreden. Als in de pensioenregeling de omzetting van overbruggingspensioen in een hoger ouderdoms- of nabestaandenpensioen niet is geregeld, moet het overbruggingspensioen en daarmee ook het ouderdomspensioen ingaan zodra dit pensioen het niveau van 100% heeft bereikt. Dat geldt ook als een verdere omzetting in ouderdoms- of nabestaandenpensioen niet meer mogelijk is. 14. Als het overbruggingspensioen op basis van een beschikbare-premiestelsel wordt opgebouwd is de beoordeling van het maximum van het overbruggingspensioen uitgesteld tot de datum waarop het overbruggingspensioen ingaat. Een overbruggingspensioen moet voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd ingaan. Uiterlijk op dat moment vindt dus de beoordeling plaats. Ook hier geldt, dat het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen na de omzetting de grenzen van onderscheidenlijk 100% en 70% van het pensioengevende loon niet mogen overschrijden.15. Ruil van nabestaandenoverbruggingspensioen is niet mogelijk, omdat er geen rechten worden opgebouwd. Een nabestaandenoverbruggingspensioen is een risicoverzekering. Als de werknemer niet tijdens de looptijd van de verzekering is overleden bestaat er geen recht op uitkering.16. Het maximale nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat uit 8/7 maal de nominale ANW-uitkering vermeerderd met de vakantie-uitkering (ANW-compensatie) en het verschil tussen de over het nabestaandenpensioen verschuldigde premie volksverzekeringen vóór en na de 65-jarige leeftijd (premiecompensatie). Brutering van de premiecompensatie is alleen toegestaan bij een hoger netto-inkomen na de 65e verjaardag.