Toepassing besluit reserve verzekeraars

14 september 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBB3442, 42069

Een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting bestond uit een aantal vennootschappen, die actief waren als (her)verzekeringsmaatschappij. Over de aanslagen vennootschapsbelasting 1995 en 1996 ontstond een geschil met de belastingdienst. Het betrof de grondslag voor de berekening van de egalisatiereserve. De verzekeraar verkocht spaarhypotheken, bestaande uit een hypotheeklening en een gemengde verzekering, die op einddatum of bij eerder overlijden recht op een uitkering ter grootte van de lening gaf, waarmee de lening verplicht werd afgelost. De premie voor de verzekering bestond uit een spaardeel en een risicodeel. De spaardelen plus rente zorgden voor de uitkering op einddatum, terwijl het risicodeel zorgde voor aanvulling van het spaarsaldo bij eerder overlijden. In geschil was of het spaardeel van premies voor de spaarhypotheken meetelde voor de toevoeging aan de egalisatiereserve die verzekeraars aan mochten houden op grond van het Besluit reserves verzekeraars. Hof Amsterdam was van oordeel dat dit niet het geval was, omdat de verzekeraar de premies steeds splitste en het spaardeel niet actuarieel was bepaald. Daardoor was volgens het Hof voor dat deel geen sprake van een verzekering. De Hoge Raad onderschreef dit oordeel niet. Volgens de Hoge Raad moest een verzekeringsovereenkomst in zijn geheel worden beoordeeld en konden spaar- en risicopremie niet los van elkaar worden gezien. De spaarpremies mochten als grondslag dienen voor de berekening van de egalisatiereserve voor verzekeraars. Na verwijzing door de Hoge Raad moest Hof Den Haag het beroep tegen de aanslagen vennootschapsbelasting 1995 en 1996 afhandelen. Het beroep tegen de aanslag vennootschapsbelasting 1995 was ongegrond wegens gebrek aan belang, aangezien het belastbare bedrag volgens de berekening van de verzekeraar hoger uitkwam dan het bedrag volgens de aanslag. Voor het jaar 1996 verminderde het Hof de aanslag in verband met de verhoging van de egalisatiereserve, overeenkomstig de berekening van de verzekeringsmaatschappij. Vervolgens tekenden beide partijen beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Hof Den Haag. De Hoge Raad heeft beide beroepen ongegrond verklaard.