Toepassing interne reorganisatievrijstelling

31 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNBA7286, 04/01406

Bij de overdracht van een onroerende zaak moet overdrachtsbelasting worden betaald. De overdrachtsbelasting bedraagt 6% van de waarde van de onroerende zaak. In een aantal gevallen gelden vrijstellingen van overdrachtsbelasting. Zo is er een vrijstelling voor de overdracht van onroerende zaken wegens een interne reorganisatie binnen een concern van vennootschappen. Voorwaarde is dat vrijwel alle aandelen van de overdragende en van de verkrijgende vennootschap in handen van het concern zijn. Deze vrijstelling wordt teruggenomen wanneer de onderneming in de overdragende vennootschap niet gedurende drie jaren binnen het concern is voortgezet. In een voorkomend geval weigerde de inspecteur toepassing van de vrijstelling omdat de overdracht van de onroerende zaak niet binnen het concern zou hebben plaatsgevonden. Op het moment van overdracht van de onroerende zaak bezat het concern volgens de inspecteur alleen de juridische eigendom van de aandelen in de vennootschap die de onroerende zaak overdroeg. Er was een verkoopovereenkomst opgesteld waarin was opgenomen dat de aandelen met terugwerkende kracht voor rekening en risico van de koper kwamen. De economische eigendom was volgens de inspecteur daarmee op de koper overgegaan. De koopovereenkomst bevatte echter een aantal ontbindende voorwaarden. Als aan een of meer van deze voorwaarden niet werd voldaan zou de levering van de aandelen niet plaatsvinden. Hof Arnhem vond op basis daarvan aannemelijk dat de economische eigendom van de aandelen pas na de overdracht van de onroerende zaak was overgegaan. Dat betekende dat de overdracht van de onroerende zaak binnen het concern had plaatsgevonden zodat de reorganisatievrijstelling daarop van toepassing was. Het Hof wees ook het subsidiaire standpunt van de inspecteur af. De inspecteur legde een verband tussen de overdracht van de aandelen en de overdracht van de onroerende zaak. De overdracht van de onroerende zaak vond plaats toen de onderneming van de overdragende BV al meer dan drie jaar binnen het concern werd gedreven. Dat betekende dat de vrijstelling van toepassing was.